De auteur presenteert het uiterlijk en de ontwikkeling van de glasschilderkunst in Transsylvanië in de 18e-19e eeuw, waarin de mentaliteit en gevoeligheid van het traditionele Roemeense dorp tot uiting komt.
Roemeense iconen op glas geven uitdrukking aan de mentaliteit en gevoeligheid het traditionele dorp. Ze weerspiegelen het denken en de verbeeldingskracht van de boereniconografen, hun kennis en representaties met betrekking tot de ‘ongeziene wereld’. De Roemeense boer onthult in deze iconen zijn gedachten over het leven, zijn overtuigingen en ethische normen, het beeld dat hij maakte van ‘het andere land’, van hemel en hel. Spontaan herbeleeft hij bijbelverhalen en thema's uit het Oude en Nieuwe Testament, die hij vertaalt naar het dorpslandschap, de enige hem bekende werkelijkheid. In de 18e en 19e eeuw kreeg in het oostelijke deel van Midden-Europa (Bohemen, het Beierse Woud, Opper-Oostenrijk, Silezië, Moravië, Slowakije en Gallië) een nieuw ambacht een sterke ontwikkeling: schilderen op glas was populair verscheen vooral in de bergachtige gebieden, door de glazenmakers in de beboste gebieden te plaatsen, vanwaar de ambachtslieden gemakkelijk het hout konden verkrijgen dat nodig was om de potas bij hoge temperaturen te koken voor het smelten van kwartszand, kalksteen en kaliumzouten, evenals andere grondstoffen gebruikt bij de samenstelling van het glazuur. Hier werd glasschilderen geënt op een oude volksambachtstraditie, georganiseerd in de vorm van een "industrie" thuis, in serieproductie, beoefend als een exclusieve bron van bestaan. schilders beheersten het ambacht zeer nou ja, dankzij de vaardigheid die ze hadden verworven door sommige thema's honderden of duizenden keren te herhalen.